Het is een woensdagochtend begin december als mijn telefoon gaat: een onbekend Roemeens nummer. Een beetje aarzelend neem ik op, wie kan dit zijn? Met meester Piet (dit is natuurlijk niet zijn echte naam), hoor ik aan de andere kant van de lijn, ik ben de meester van Lotte (ook niet haar echte naam). Direct weet ik waar dit over gaat. Lotte komt trouw bij ons huiswerk maken en daarover hadden we een paar vragen. We hadden al een paar keer een briefje met haar huiswerk meegegeven om met de leraar in contact te komen en gisteren had ik gezegd dat ze het briefje persoonlijk af moest geven en dat had ze nu gedaan.

De leraar vertelt me dat hij het waardeert dat we haar en andere kinderen uit zijn klas helpen. Want het is toch een zooitje deze kinderen. Ze kunnen geen woord Roemeens, ze snappen er niets van als je iets uitlegt. Aan het begin van het schooljaar hebben ze allemaal twee schriften gekregen om huiswerk te maken en toch maken ze dat niet in hun schrift. De ouders zijn allemaal analfabeet en daar valt ook niet mee te praten. Ze krijgen ook totaal geen opvoeding. 

Nicoleta, die naast me zat, en ik zaten elkaar vol verbazing aan te kijken. Hoe kun je zo praten over onze kinderen. En dan nog wel waar alle kinderen bij zijn. Hij zat in het klaslokaal met alle kinderen om zich heen met mij te praten. Toch moet je rustig blijven en heel vriendelijk heb ik uitgelegd wat ik graag zou willen weten. Dat wij van onze kant in de toekomst graag meer aan willen sluiten bij het programma dat ze op school aanbieden en nog maar eens benadrukt dat er in zijn klas mooie kinderen zitten die graag willen leren. Anders kwamen ze niet trouw bij ons om huiswerk te maken.

Als ik de hoorn neerlegt ben ik boos, hoe kun je zo over de kinderen in je eigen klas praten, notabene waar ze zelf bij zijn. Wat doet dat met een kind als hij dat zijn of haar meester hoort zeggen. Ik besluit om morgen nog meer de goede dingen te benadrukken.

Het is twee dagen later en ook vandaag zijn er weer veel kinderen uit de klas van meester Piet naar ons huisje gekomen. We hebben samen naar het verhaal geluisterd over de engel Gabriel die bij Maria komt, daar kort over doorgepraat en vervolgens een engeltje geknutseld. Als Nicoleta in de ene kamer het tienerprogramma begint, maken wij nog huiswerk met de kinderen die huiswerk willen maken. Eén van de meisjes maakt samen met een andere vrijwilliger haar huiswerk en de vrijwilliger prijst haar omdat ze het zo goed weet. Dan zegt het meisje ‘Meester Piet zegt dat ik niets weet’. Weer voel ik boosheid in mij opkomen. Hoe kun je dat zeggen. Nu snap ik ook wel dat sommige kinderen niet meer naar school willen.

Zondagochtend zit ik in de kerk. Het gaat over advent en de voorganger leest het Kerstverhaal voor uit het Lukasevangelie. Als hij klaar is vertelt hij ook over de herders, mensen die niet of nauwelijks naar school zijn geweest, arme mensen, aan de rand van de samenleving. Maar juist zij mochten als eerste het goede nieuws van de geboorte van de Messias horen. Mijn gedachten dwalen een beetje af naar dat meisje, naar die kinderen uit Valeni. Een herder, voor hen iets heel herkenbaars. Elke keer komen we in Valeni wel een herder met schapen tegen. Een aantal kinderen gaat zelf met de schapen op pad. En juist deze herders mochten als eerste het goede nieuws over de geboorte van de Messias horen. Eerder dan alle overpriesters en schriftgeleerden uit het Kerstverhaal van Matheus.

U snapt wel welke prachtige boodschap wij deze kinderen tijdens de kerstviering mochten vertellen. Ze doen ertoe, ze zijn waardevol. Het waren juist de herders die als eerste het goede nieuws van de geboorte van Jezus mochten horen.